donderdag 14 september 2017


gepubliceerd in: tijdschrift Ekoland, oktober 2017


BIOLOGISCHE BEDRIJVEN KWETSBAAR VOOR BESTRIJDINGSMIDDELEN DIE LANG IN HET MILIEU BLIJVEN

  

‘Over de aanwezigheid van imidacloprid en aanverwante stoffen in mest en bodem is vrijwel niets bekend.’

‘Het is twijfelachtig of er gangbare mest is die aan die norm voor imidacloprid voldoet.’


Kop:

Milieueffecten neonicotinoïden onderschat



Lead:

In het eerste artikel legden de auteurs uit hoe chemische bestrijdingsmiddelen onbedoeld in biologische producten terecht kunnen komen. Een actueel onderwerp gezien de recent fipronilaffaire waarbij ook biologische eieren werden besmet. Deel 2 gaat over de gevaren van neonicotinoïden. Wat kunnen biologische boeren doen om deze zeer giftige middelen te weren?  



Auteurs: Tekst Henk Tennekes en Jelmer Buijs



Platte tekst:  

Sinds het begin van de jaren negentig worden neonicotinoïden veelvuldig gebruikt in de landbouw. Deze groep middelen is extreem schadelijk voor insecten, zoals bijen, maar ook voor tal van andere water en bodemorganismen. Het zijn systemisch werkzame stoffen die door planten uit de bodem worden opgenomen. Er hoeven van deze middelen maar  weinig grammen per hectare te worden toegepast. De gevaren zijn daarmee echter niet verdwenen, in tegendeel. Er zijn sterke aanwijzingen dat het aantal insecten in West Europa afneemt, ook buiten de landbouwgebieden, tot wel 80 procent in 25 jaar van 1989 tot 2014. De effecten blijken veel dramatischer dan gedacht. Neonicotinoïden  worden veel ingezet om zaden te beschermen (bij suikerbieten, groenten en snijmais) en om gewassen te beschermen (aardappelen, bloembollen, witlof, appels, peren enz.). Veel mensen observeren dat er al jaren achter elkaar zich steeds minder insecten te pletter vliegen op hun autovoorruit, en dat ze hun horren op de ramen niet meer hoeven te gebruiken. De Europese Unie beraadt zich nu over de verdere toelating van imidacloprid en andere neonicotinoïden, maar wat ze gaan besluiten is nog niet bekend. Neonicotinoïden zitten ook in middeltjes voor vliegenbestrijding in stallen en in huismiddeltjes tegen mieren, vliegen, etc. Blootstelling aan minder dan een miljardste gram kan voor bijen al fataal zijn. In principe is de hoeveelheid imidacloprid in één busje vliegenbestrijder voor in de stal of in enkele poezenbandjes voldoende om alle 2,5 miljard honingbijen die in Nederland worden gehouden te laten afsterven. Imidacloprid is voor honingbijen en veel andere insecten dus onvoorstelbaar giftig.



Het gehalte aan imidacloprid in het Nederlandse oppervlaktewater blijkt in onderzoek van de universiteiten Utrecht en Nijmegen samen te hangen met de achteruitgang van insecten en vogels. Op veel plaatsen is sinds 1975 meer dan 90 procent van de weidevogels verdwenen, ook in natuurgebieden. In sommige veenweidegebieden worden na de leeuwerik en de grutto zelfs de scholekster, kievit en vele soorten eenden zeldzaam. Uiteraard zijn er ook veel andere oorzaken voor de achteruitgang van vogels, maar de sluipende vergiftiging van de bodem is de minst herkenbare voor vogelliefhebbers.

Ook biologische bedrijven staan op diverse manieren in contact met hun omgeving.. Over de aanwezigheid van imidacloprid en aanverwante stoffen in mest en in de bodem van landbouwbedrijven is vrijwel niets bekend.



Tekstvak: Aanwezigheid van imidacloprid in Nederlands oppervlaktewater in 2015
Blauw=niet aangetroffen
Groen=beneden de norm
Geel=hoger dan de norm
Rood=meer dan vijf maal de norm
Grijs=norm is lager dan detectiegrens
Bron: on-line bestrijdingsmiddelenatlas Universiteit Leiden






Metingen van bestrijdingsmiddelen in het oppervlaktewater zijn voor iedereen toegankelijk. De metingen van de waterschappen zijn na te lezen op de site van het waterkwaliteitsportaal (zie illustratie en de literatuurlijst bij dit artikel).



Gifstoffen kunnen verschillende werkingsmechanismen hebben op organismen. Bij stoffen die irreversibele interacties aangaan wordt de biologische schade bepaald door de concentratie en de blootstellingsduur (de regel van Haber) of kan deze zelfs door de tijd worden versterkt (Druckrey-Küpfmüller vergelijking). Neonicotinoïden behoren tot deze laatste categorie stoffen, waarbij door een lange blootstellingstijd schadelijke werkingen kunnen worden veroorzaakt door uiterst geringe concentraties. De toelatingsprocedures houden hier echter geen rekening mee, en onderschatten de risico’s dus ernstig.

De toelatingsprocedures voor bestrijdingsmiddelen lijken in het geval van neonicotinoïden te falen. Een gewasbeschermingsmiddel mag slechts worden toegelaten als het voldoet aan bepaalde milieucriteria, zoals het uitspoelingsrisico naar het grondwater, het risico voor waterorganismen en de afbreekbaarheid. Imidacloprid is persistent in de bodem, heeft een hoog uitspoelingsrisico en is zeer giftig voor waterorganismen, vooral na langdurige blootstelling. Daarmee voldoet imidacloprid niet aan de drie in de Nederlandse wetgeving opgenomen milieucriteria. Het Nederlandse College voor de Toelating van Gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) heeft desalniettemin 24 middelen toegelaten met imidacloprid als werkzame stof (zie http://www.ctbg.nl) en het College ter beoordeling van geneesmiddelen (het CBG) zelfs 37 middelen. (zie https://www.cbg-meb.nl/). Uiteindelijk komen ze allemaal in het milieu.



Hoe is de belasting op bedrijfsniveau te verminderen? Tegen sommige bronnen van de insleep van bestrijdingsmiddelen kunnen we actief optreden. Houdt bij beregening rekening met de oorsprong van het water. Grondwater is in de regel schoner dan oppervlaktewater. Vermijd beregening met oppervlaktewater in sterk vervuilde gebieden zoals het Westland, Flevoland en andere tuinbouw- en akkerbouwgebieden (zie overzichtskaart).

Veel gangbare veebedrijven gebruiken preparaten met bestrijdingsmiddelen voor vliegenbestrijding in stallen, in mestkelders, als oorflappen voor vee en voor emeltenbestrijding in grasland. Daar kunnen allerlei insecticiden, zoals organofosforverbindingen maar ook imidacloprid en thiamethoxam inzitten. Ook verbouwen gangbare bedrijven snijmais waarvan het zaad wordt behandeld. De stoffen uit de zaadcoating van snijmais komen voor een belangrijk deel in de mest van de dieren die de snijmais eten. Biologische bedrijven zouden er naar moeten streven alleen mest aan te kopen van gangbare bedrijven die:

§  geen vliegenbestrijdingsmiddelen toepassen op hun bedrijf;

§  geen mais of soja gebruiken die gezaaid zijn met gecoat zaad met oa. neonicotinoïden;

§  geen oorflappen gebruiken met insecticiden;

§  geen emelten en engerlingen bestrijden in hun grasland.

Hetzelfde geldt uiteraard voor geneesmiddelen die veel gebruikt worden op gangbare veebedrijven, zoals antibiotica, antiwormmiddelen enz. Onachtzaamheid kan er voor zorgen dat je met de gangbare mest een slachting voor jaren aanricht onder insecten en wormen in biologische grond, terwijl je (formeel) aan alle regels voor biologische landbouw voldoet. Biologisch-dynamische bedrijven mogen volgens de Demeter richtlijnen van 1 januari 2018 geen gebruik meer maken van gangbare mest.



Conclusies

§  Opletten met aangekochte bedrijfsmiddelenBestrijdingsmiddelen en hun omzettingsproducten kunnen overal opduiken.

§  Het verdient aanbeveling om geen gangbare mest aan te kopen met gehalten imidacloprid hoger dan 10 nanogram per kg. Dat zou in overeenstemming zijn met de norm voor oppervlaktewater die het RIVM heeft aanbevolen in 2014.

§  Het is twijfelachtig of er gangbare mest is die aan die norm voor imidacloprid voldoet.

§  Ieder verbod van een bestrijdingsmiddel wordt weer gevolgd door een nieuw bestrijdingsmiddel, alweer ‘praktisch zonder bijwerkingen’. De heilloze wedloop gaat door tenzij het landbouwbeleid radicaal wordt veranderd

§  Geen van de drie instanties die residuen meten in biologische levensmiddelen (NVWA, Skal Biocontrole, en de handelsbedrijven) wensen openheid van zaken te geven m.b.t. residugehalten in landbouwproducten. Dat bemoeilijkt het nemen van maatregelen op bedrijfsniveau.





Auteurs infoblokje:  

Henk Tennekes is consultant toxicoloog (info@toxicology.nl)

Jelmer Buijs is landbouwkundige consultant (jelmerbuijs@gmail.com)



Bronvermelding:


https://www.waterkwaliteitsportaal.nl/Beheer/Rapportage/Bulkdata (metingen van chemische stoffen in oppervlaktewater in Nederland met meetpunten)

http://www.ctgb.nl/ (college voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden)

https://www.cbg-meb.nl/ (college ter beoordeling van geneesmiddelen)


http://www.wur.nl/nl/Dossiers/dossier/Imidacloprid.htm



Kaders:

Zelf laten analyseren

Er zijn diverse bedrijven die analysen aanbieden van bestrijdingsmiddelen. Je kunt er pakketten van bestrijdingsmiddelen (en hun omzettingsproducten) laten meten. Een pakket omvat in de regel 400-600 stoffen en kost een paar honderd euro.



gepubliceerd in: tijdschrift Ekoland 7-8/2017 pagina 26-27

BESTRIJDINGSMIDDELEN PROBLEMATIEK IS NOG LANG NIET ONDER CONTROLE (DEEL 1)

De biologische landbouw stelt verschillende eisen aan de landbouwproducenten en aan de verwerkende bedrijven. Daarbij is onder meer het gebruik van chemische synthetische bestrijdingsmiddelen en kunstmest niet toegestaan. Contaminatie van biologisch geproduceerde landbouwproducten kan echter toch optreden door;

Ø  overwaaien van spuitnevels van naburige bedrijven (drift)

Ø  aanwezigheid van restanten van bestrijdingsmiddelen en hun afbraakproducten in de bodem als gevolg van toepassing vóór de omschakeling naar biologische landbouw

Ø  aanwezigheid van bestrijdingsmiddelenresten in oude opslagplaatsen (van vóór de omschakeling) of door contaminatie door opslag (van biologische en niet biologische producten in dezelfde ruimten)

Ø  opname uit vervuild grondwater en inspoeling met neerslag (regen, mist, sneeuw)

Ø  via beregening met vervuild oppervlaktewater

Ø  door vervuiling tijdens transport (vrachtauto’s, pallets, kisten, etc)

Ø  door afzetting van rivierslib langs de grote rivieren bij overstromingen van uiterwaarden

Ø  door het gebruik van gecontamineerde meststoffen en compost of andere grondstoffen

Ø  door ontduiken van de regels m.b.t. zaadaankopen, gewasbescherming e.d.



·         controle instanties die residuen meten

De verantwoordelijke instantie die in Nederland (op steekproefbasis) residuen meet van bestrijdingsmiddelen in alle landbouwproducten is de NVWA (de Nederlandse Voedsel-en Warenautoriteit). De aanwezigheid van verhoogde gehalten van gewasbeschermingsmiddelen uit de reguliere teelt geldt doorgaans als bewijs dat de productie niet aan de biologische eisen heeft voldaan. De NVWA legt in zulke gevallen misleiding van de consument ten laste. Ook wordt de overtreding gemeld aan de toezichthouder op de biologische productie, Skal Biocontrole.



Skal Biocontrole is aangewezen als toezichthouder om bij biologische bedrijven te controleren of zij zich aan de voorschriften houden. De biologische regelgeving stelt eisen aan de werkwijze en aan het gebruik van hulpstoffen. Ook voor biologische producten gelden de wettelijke limieten voor gewasbeschermingsmiddelresiduen. SKAL Biocontrole werkt met een meldwijzer , waarbij bij gehalten van meer dan 0,02 mg/kg actie wordt ondernomen. Skal Biocontrole voert ook zelfstandig, onaangekondigde, monsternames uit op geselecteerde producten en bepaalt daarin de gehalten van gewasbeschermingsmiddelen. In het geval van overtredingen kan Skal Biocontrole de partij of het perceel de-certificeren en tuchtrechtelijke maatregelen nemen. Behalve de NVWA en Skal Biocontrole , zijn er ook afnemers die onderzoeken laten doen. Een aantal van ruim 15 grote handelaren in biologische producten hebben een gezamenlijke on-line databank opgezet voor residumetingen, die Biokap wordt genoemd.



Noch de metingen van het NVWA, noch die van Skal of van de handelsbedrijven zijn toegankelijk voor boeren, tuinders, of consumenten. Voor deze groepen is er dus geen enkele manier waarop zij het gehalte aan bestrijdingsmiddelen in een specifiek product kunnen achterhalen.



·         residuen in biologische landbouw producten
Bij de ruim 1500 monsters die de NVWA tussen 2005 en 2013 nam van biologische landbouwproducten, werden in 53 gevallen residuen aangetroffen (dus in 3,5% van de gevallen). Het biologische fruit en groente dat in Nederlandse winkels wordt verkocht, bevat dus over het algemeen geen gewasbeschermingsmiddelen (bij de gebruikte meetnauwkeurigheid). Als er residuen worden aangetroffen, dan komt het veel minder vaak voor dan bij regulier geteelde producten. Vaak betreft het dan producten van buiten Europa. De NVWA heeft biologische granen en graanproducten onderzocht. In totaal zijn 129 monsters onderzocht, waarvan 13 meer gewasbeschermingsmiddelen bevatten dan bij biologische teelt aannemelijk is. De gehalten waren echter beneden de wettelijke norm. Bij biologische aardappelen werden het vaakst residuen aangetroffen, meestal van kiemremmingsmiddelen.



·         residuen in gangbare landbouw producten
Bij reguliere productie bevat ongeveer de helft van de monsters residuen van gewasbeschermingsmiddelen. Ook bij gangbaar fruit werden bij meer dan de helft van de vruchten residuen vastgesteld, tot wel 96% bij sinaasappelen. 



·         realiteitszin van de eis van afwezigheid van residuen van bestrijdingsmiddelen in biologische producten

Doordat de analysetechniek beter wordt, kunnen steeds meer stoffen in steeds kleinere hoeveelheden worden gemeten. Op dit moment kunnen nanogrammen per kg (een nanogram is een miljardste gram) worden bepaald. De commerciële laboratoria in Nederland gebruiken methodes waarvan de detectiegrens kan uiteenlopen van  0,010 milligram per kg tot 1 nanogram per kg. Uiteraard wordt de waarschijnlijkheid met de verbeterde technieken steeds groter dat je residuen vindt in elk product, waar dan ook vandaan. Centraal moet de vraag staan wat je met de metingen wilt bereiken, en welk gehalte als veilig kan worden beschouwd.



·         chemische belasting van de landbouw door de landbouw

Volgens berekeningen komt ca. 13000 kilo per jaar (periode 2008-2010), per jaar in Nederland direct in het oppervlaktewater en ruim 700.000 kilo (10%), verdwijnt naar de lucht.




Tekstvak: Nederlands oppervlaktewater bevat nog steeds gevaarlijke gehaltes van bestrijdingsmiddelen, (meer dan 0,5 microgram per liter water) en het percentage meetpunten waar de normen van een of meer stoffen gemiddeld per jaar werd overschreden lag in 2009 ongeveer 50%

In 2015 waren er volgens CLM (Centrum Landbouw en Milieu) 238 verschillende actieve stoffen van bestrijdingsmiddelen toegelaten in Nederland. Daarbij zijn sinds 1995 de neonicotinoiden populair geworden als systemische insecticiden, waaronder imidacloprid, thiamethoxam en clothianidin.



houdt het effect van bestrijdingsmiddelen op bij de bedrijfsgrens?

Uiteraard is de belasting van de landbouwproducten het hoogst op bedrijven die zelf de middelen gebruiken. Echter ook biologische buurbedrijven genieten mee van alle bestrijdingsmiddelen.



DDT is al 44 jaar geleden in Nederland verboden, maar het zit nog vaak in de bodem en in het water. Het is dus niet aannemelijk dat de gehalten van DDT en haar afbraakproducten in de bodems van biologische en gangbare bedrijven sterk zullen verschillen. In een deel van Noord Holland boven het Noordzeekanaal wordt de norm voor DDT in het oppervlaktewater ook nu nog meer dan 5 maal overschreden. Mogelijk houdt dit verband met de intensieve bestrijding van de malariamug in dit gebied in het verleden. Ook neonicotinoiden zijn in de bodem relatief heel stabiel, dus we zijn voorlopig nog niet van dit probleem af.



Tekstvak: Aanwezigheid van DDE (afbraakproduct van DDT) in Nederlands oppervlaktewater in 2014
Blauw=niet aangetroffen
Rood=meer dan vijf maal de norm
Grijs=norm is lager dan detectiegrens
Bron: on-line bestrijdingsmiddelenatlas Universiteit Leiden



hoe verspreiden bestrijdingsmiddelen zich in de omgeving
Via het water en de lucht verspreiden gewasbeschermingsmiddelen zich lokaal, regionaal en internationaal. Een deel komt vroeg of laat, vlakbij de plaats van gebruik of ver daarvandaan, weer terug op de bodem, op de vegetatie of in het oppervlaktewater. Sommige stoffen, zoals bijvoorbeeld de neonicotinoïde insecticiden imidacloprid en clothianidine, spoelen bovendien gemakkelijk uit naar het grondwater of komen door afspoeling in het oppervlaktewater terecht. Verder worden deze stoffen gemakkelijk door planten opgenomen, en komen zo dus in de voedselketen.





Het tweede deel van dit artikel (in een volgend nummer) zal vooral gaan over de ecologische effecten van bestrijdingsmiddelen, het laten meten van bestrijdingsmiddelen en hoe u contaminatie van uw bedrijf kunt tegengaan



Henk Tennekes, consultant toxicoloog te Zutphen (info@toxicology.nl)

Jelmer Buijs; landbouwkundig adviseur (jelmerbuijs@gmail.com)



Dankwoord: met dank aan Skal Biocontrole en aan de Universiteit Leiden voor de door hen verstrekte informatie



Nuttige informatie:

1.       http://www.disasterinthemaking.com/ (boek van H. Tennekes, 2010)


2.      https://www.boerenlandvogels.nl/sites/default/files/Tennekes_Sanchez-Bayo_Toxicology_2013_25.pdf


3.      https://www.nvwa.nl/ (rapporten over voedselinspecties)


4.      Bestrijdingsmiddelen en waterkwaliteit, 2012, Geert R. de Snoo & Martina G. Vijver, Universiteit Leiden, Centrum voor Milieuwetenschappen

5.      http://www.bestrijdingsmiddelenatlas.nl/