gepubliceerd in: tijdschrift Ekoland 7-8/2017 pagina 26-27
BESTRIJDINGSMIDDELEN PROBLEMATIEK IS NOG LANG NIET ONDER CONTROLE (DEEL 1)
BESTRIJDINGSMIDDELEN PROBLEMATIEK IS NOG LANG NIET ONDER CONTROLE (DEEL 1)
De
biologische landbouw stelt verschillende eisen aan de landbouwproducenten en
aan de verwerkende bedrijven. Daarbij is onder meer het gebruik van chemische
synthetische bestrijdingsmiddelen en kunstmest niet toegestaan. Contaminatie
van biologisch geproduceerde landbouwproducten kan echter toch optreden door;
Ø
overwaaien
van spuitnevels van naburige bedrijven (drift)
Ø
aanwezigheid
van restanten van bestrijdingsmiddelen en hun afbraakproducten in de bodem als
gevolg van toepassing vóór de omschakeling naar
biologische landbouw
Ø
aanwezigheid
van bestrijdingsmiddelenresten in oude opslagplaatsen (van vóór de
omschakeling) of door contaminatie door opslag (van biologische en niet
biologische producten in dezelfde ruimten)
Ø
opname
uit vervuild grondwater en inspoeling met neerslag (regen, mist, sneeuw)
Ø
via
beregening met vervuild
oppervlaktewater
Ø
door
vervuiling tijdens transport (vrachtauto’s, pallets, kisten, etc)
Ø
door
afzetting van rivierslib langs de grote rivieren bij overstromingen van
uiterwaarden
Ø
door
het gebruik van gecontamineerde meststoffen en compost of andere grondstoffen
Ø
door
ontduiken van de regels m.b.t. zaadaankopen, gewasbescherming e.d.
·
controle
instanties die residuen meten
De
verantwoordelijke instantie die in Nederland (op steekproefbasis) residuen meet
van bestrijdingsmiddelen in alle landbouwproducten is de NVWA (de Nederlandse
Voedsel-en Warenautoriteit). De aanwezigheid van verhoogde gehalten van gewasbeschermingsmiddelen
uit de reguliere teelt geldt doorgaans als bewijs dat de productie niet aan de
biologische eisen heeft voldaan. De NVWA legt in zulke gevallen misleiding van
de consument ten laste. Ook wordt de overtreding gemeld aan de toezichthouder
op de biologische productie, Skal Biocontrole.
Skal
Biocontrole is aangewezen als toezichthouder om bij biologische bedrijven te
controleren of zij zich aan de voorschriften houden. De biologische regelgeving
stelt eisen aan de werkwijze en aan het gebruik van hulpstoffen. Ook voor
biologische producten gelden de wettelijke limieten voor
gewasbeschermingsmiddelresiduen. SKAL Biocontrole werkt met een meldwijzer ,
waarbij bij gehalten van meer dan 0,02 mg/kg actie wordt ondernomen. Skal Biocontrole
voert ook zelfstandig, onaangekondigde, monsternames uit op geselecteerde
producten en bepaalt daarin de gehalten van gewasbeschermingsmiddelen. In het
geval van overtredingen kan Skal Biocontrole de partij of het perceel de-certificeren
en tuchtrechtelijke maatregelen nemen. Behalve de NVWA en Skal Biocontrole ,
zijn er ook afnemers die onderzoeken laten doen. Een aantal van ruim 15 grote
handelaren in biologische producten hebben een gezamenlijke on-line databank
opgezet voor residumetingen, die Biokap wordt genoemd.
Noch de
metingen van het NVWA, noch die van Skal of van de handelsbedrijven zijn
toegankelijk voor boeren, tuinders, of consumenten. Voor deze groepen is er dus
geen enkele manier waarop zij het gehalte aan bestrijdingsmiddelen in een
specifiek product kunnen achterhalen.
·
residuen in biologische landbouw
producten
Bij de ruim 1500 monsters die de NVWA tussen 2005 en 2013 nam van biologische landbouwproducten, werden in 53 gevallen residuen aangetroffen (dus in 3,5% van de gevallen). Het biologische fruit en groente dat in Nederlandse winkels wordt verkocht, bevat dus over het algemeen geen gewasbeschermingsmiddelen (bij de gebruikte meetnauwkeurigheid). Als er residuen worden aangetroffen, dan komt het veel minder vaak voor dan bij regulier geteelde producten. Vaak betreft het dan producten van buiten Europa. De NVWA heeft biologische granen en graanproducten onderzocht. In totaal zijn 129 monsters onderzocht, waarvan 13 meer gewasbeschermingsmiddelen bevatten dan bij biologische teelt aannemelijk is. De gehalten waren echter beneden de wettelijke norm. Bij biologische aardappelen werden het vaakst residuen aangetroffen, meestal van kiemremmingsmiddelen.
Bij de ruim 1500 monsters die de NVWA tussen 2005 en 2013 nam van biologische landbouwproducten, werden in 53 gevallen residuen aangetroffen (dus in 3,5% van de gevallen). Het biologische fruit en groente dat in Nederlandse winkels wordt verkocht, bevat dus over het algemeen geen gewasbeschermingsmiddelen (bij de gebruikte meetnauwkeurigheid). Als er residuen worden aangetroffen, dan komt het veel minder vaak voor dan bij regulier geteelde producten. Vaak betreft het dan producten van buiten Europa. De NVWA heeft biologische granen en graanproducten onderzocht. In totaal zijn 129 monsters onderzocht, waarvan 13 meer gewasbeschermingsmiddelen bevatten dan bij biologische teelt aannemelijk is. De gehalten waren echter beneden de wettelijke norm. Bij biologische aardappelen werden het vaakst residuen aangetroffen, meestal van kiemremmingsmiddelen.
·
residuen in gangbare landbouw
producten
Bij reguliere productie bevat ongeveer de helft van de monsters residuen van gewasbeschermingsmiddelen. Ook bij gangbaar fruit werden bij meer dan de helft van de vruchten residuen vastgesteld, tot wel 96% bij sinaasappelen.
Bij reguliere productie bevat ongeveer de helft van de monsters residuen van gewasbeschermingsmiddelen. Ook bij gangbaar fruit werden bij meer dan de helft van de vruchten residuen vastgesteld, tot wel 96% bij sinaasappelen.
·
realiteitszin van de eis van
afwezigheid van residuen van bestrijdingsmiddelen in biologische producten
Doordat de analysetechniek beter
wordt, kunnen steeds meer stoffen in steeds kleinere hoeveelheden worden
gemeten. Op dit moment kunnen nanogrammen per kg (een nanogram is een miljardste
gram) worden bepaald. De commerciële laboratoria in Nederland gebruiken
methodes waarvan de detectiegrens kan uiteenlopen van 0,010 milligram per kg tot 1 nanogram per
kg. Uiteraard wordt de waarschijnlijkheid met de verbeterde technieken steeds groter
dat je residuen vindt in elk product, waar dan ook vandaan. Centraal moet de
vraag staan wat je met de metingen wilt bereiken, en welk gehalte als veilig
kan worden beschouwd.
·
chemische
belasting van de landbouw door de landbouw
Volgens berekeningen komt ca. 13000
kilo per jaar (periode 2008-2010), per jaar in Nederland direct in het
oppervlaktewater en ruim 700.000 kilo (10%), verdwijnt naar de lucht.
In 2015 waren er volgens CLM
(Centrum Landbouw en Milieu) 238 verschillende actieve stoffen van
bestrijdingsmiddelen toegelaten in Nederland. Daarbij zijn sinds 1995 de
neonicotinoiden populair geworden als systemische insecticiden, waaronder
imidacloprid, thiamethoxam en clothianidin.
houdt het effect van bestrijdingsmiddelen
op bij de bedrijfsgrens?
Uiteraard
is de belasting van de landbouwproducten het hoogst op bedrijven die zelf de
middelen gebruiken. Echter ook biologische buurbedrijven genieten mee van alle
bestrijdingsmiddelen.
DDT
is al 44 jaar geleden in Nederland verboden, maar het zit nog vaak in de bodem
en in het water. Het is dus niet aannemelijk dat de gehalten van DDT en haar
afbraakproducten in de bodems van biologische en gangbare bedrijven sterk
zullen verschillen. In een deel van Noord Holland boven het Noordzeekanaal wordt
de norm voor DDT in het oppervlaktewater ook nu nog meer dan 5 maal
overschreden. Mogelijk houdt dit verband met de intensieve bestrijding van de
malariamug in dit gebied in het verleden. Ook neonicotinoiden zijn in de bodem relatief
heel stabiel, dus we zijn voorlopig nog niet van dit probleem af.
hoe verspreiden bestrijdingsmiddelen
zich in de omgeving
Via het water en de lucht verspreiden gewasbeschermingsmiddelen zich lokaal, regionaal en internationaal. Een deel komt vroeg of laat, vlakbij de plaats van gebruik of ver daarvandaan, weer terug op de bodem, op de vegetatie of in het oppervlaktewater. Sommige stoffen, zoals bijvoorbeeld de neonicotinoïde insecticiden imidacloprid en clothianidine, spoelen bovendien gemakkelijk uit naar het grondwater of komen door afspoeling in het oppervlaktewater terecht. Verder worden deze stoffen gemakkelijk door planten opgenomen, en komen zo dus in de voedselketen.
Via het water en de lucht verspreiden gewasbeschermingsmiddelen zich lokaal, regionaal en internationaal. Een deel komt vroeg of laat, vlakbij de plaats van gebruik of ver daarvandaan, weer terug op de bodem, op de vegetatie of in het oppervlaktewater. Sommige stoffen, zoals bijvoorbeeld de neonicotinoïde insecticiden imidacloprid en clothianidine, spoelen bovendien gemakkelijk uit naar het grondwater of komen door afspoeling in het oppervlaktewater terecht. Verder worden deze stoffen gemakkelijk door planten opgenomen, en komen zo dus in de voedselketen.
Het
tweede deel van dit artikel (in een volgend nummer) zal vooral gaan over de
ecologische effecten van bestrijdingsmiddelen, het laten meten van
bestrijdingsmiddelen en hoe u contaminatie van uw bedrijf kunt tegengaan
Henk
Tennekes, consultant toxicoloog te Zutphen (info@toxicology.nl)
Dankwoord: met dank aan Skal
Biocontrole en aan de Universiteit Leiden voor de door hen verstrekte
informatie
Nuttige informatie:
1. http://www.disasterinthemaking.com/ (boek van H. Tennekes, 2010)
2. https://www.boerenlandvogels.nl/sites/default/files/Tennekes_Sanchez-Bayo_Toxicology_2013_25.pdf
3. https://www.nvwa.nl/ (rapporten over voedselinspecties)
4. Bestrijdingsmiddelen
en waterkwaliteit,
2012, Geert R. de Snoo & Martina G. Vijver, Universiteit Leiden, Centrum
voor Milieuwetenschappen
Geen opmerkingen:
Een reactie posten